Deze foto van een neomist illustreert prachtig de macht van priesters Bron: Brabant Bekijken |
Voor vriendschap, de edelste der menselijke hartstochten, staat de Meierijenaar niet open. Zolang hij nog kind is, lijkt hij een zekere genegenheid, of zoals je het ook zou kunnen noemen, vriendschap, voor zijn speelmakkertjes te koesteren. Maar bij het klimmen van de jaren verflauwt deze gemoedsaandoening en sterft uiteindelijk geheel af, helaas!
Ik zie daarvoor twee oorzaken: 1. de opvoeding, die, zoals we al gezien hebben, er niet op is gericht om edele gevoelens op te wekken en 2. de dagelijkse beslommeringen die hen geheel in beslag nemen. Ze hebben zoveel met hun eigen zaken om handen, dat ze aan niets anders kunnen denken en zich nergens anders om bekommeren. Het kan hun niet schelen hoe het anderen vergaat, als zij hun eigen zaakjes maar op orde kunnen houden en hun eigen situatie verbeteren.
Op de waarheid, waarmee ik bedoel een waarachtige oprechtheid in onze woorden, zit men in de Meierij niet te wachten. Dit wordt alleen maar veroorzaakt door de overtuiging onder de roomsen, vooral in deze streek, dat een “leugentje om bestwil”, zoals men dat noemt, altijd en in alle omstandigheden geoorloofd is. En ook dat men geen geloof hoeft te schenken aan wat een ketter zegt.
Daar komt bij dat men de priesters de macht toeschrijft om alle zonden, ja zelfs een valse eed, te vergeven. Je hoeft dan ook niet bang te zijn om een valse eed af te leggen of een onwaarheid, hoe erg ook, te spreken. Als het al slecht is, dan hoef je maar te wachten op vergeving door de priester, tegen een kleine boetedoening of een beetje geld. Wat maakt het dan nog uit? Want na de vergeving van de zonden (absolutie) is men weer zo goed, zuiver, rein en heilig als van te voren.
In de Meierij kom je verder weinig naastenliefde tegen. Je zou juist denken dat de Meierijenaar een schitterend voorbeeld van pure naastenliefde zou zijn, als je hoort met hoeveel ophef een roomse hier over Goede Werken spreekt. Maar als je dat denkt, kom je bedrogen uit. Het eigenbelang overschaduwt hier de menslievendheid. Men wil wel Goede Werken verrichten, maar dat moet niet met te veel moeite gepaard gaan, en men moet er op kunnen rekenen dat men er altijd enig voordeel van heeft.
Goede Werken moeten ook niet te veel kosten, met uitzondering als het voor een priester is, dan geldt: hoe meer het kost, hoe beter. Een bedelaar wordt vaak met een “God helpe u!” afgescheept, hoe groot zijn nood ook is. Bij de protestanten heerst meer naastenliefde. Nog nooit heb ik daar een bedelaar zien wegsturen zonder aalmoes, al was die ook nog zo klein.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten