donderdag 24 oktober 2013

Gedachten over sociale vaardigheden (1)

Wim Daniëls neemt ook de Brabander
onder de loep, ook zijn groetgedrag


In onze omgang met elkaar leren we spreken, leren we onze rede te gebruiken, verbeteren we al onze zielsvermogens, nemen we kennis van kunsten en wetenschappen en leren we deugden. Zo kunnen we groeien en op onze beurt al die dingen weer doorgeven aan anderen. Maar om dat te bereiken, moet de omgang met andere mensen gul, oprecht, vriendelijk, leerzaam en onderhoudend zijn.

In de Meierij vind je van dat alles niets terug, want men komt zelden bij elkaar, behalve op zondag en tijdens de lange winteravonden, en dan bestaat de hele omgang, zoals ik al eerder zei, uit het elkaar vertellen van allerlei zotte bijgelovigheden. De omgang met elkaar is alleen in zoverre als gul en oprecht te verstaan dat men onbeschaafd is en ronduit zegt wat men denkt. Het leerzame en onderhoudende ontbreekt, want daar zijn ze als gevolg van hun opvoeding niet toe in staat.

Beleefdheid en hulpvaardigheid zijn twee sociale vaardigheden, waar de Meierijenaar prat op mag gaan. Als men elkaar ontmoet, als men een huis binnengaat of juist verlaat, zal men altijd op vriendelijke wijze goede dag, morgen of avond wensen. De hoed afnemen doen ze dan weer heel zelden, of het moet zijn voor iemand, die ze als iets meer dan een ander beschouwen.

Ze zijn zeer hulpvaardig, zelfs zonder eigenbelang. Hierin beschamen ze menig landgenoot uit andere streken. Moet een Meierijenaar ergens voor je naar toe, om iets te doen of te bezorgen, dan kun je er veilig van op aan dat hij dat ook doen zal, zonder er iets voor te vragen. Hij zal je bij terugkomst met plezier vertellen over wat hij heeft gedaan. Het is beloning genoeg voor hem, als je hem prijst of laat zien dat je tevreden bent met zijn verrichtingen. Geef je hem dan ook nog een pijp tabak, een kop koffie, een borrel of een glas bier, dan is hij niet alleen dubbel tevreden en beloond, maar zal hij je zelfs nog bedanken ook.

Ze zullen een vreemdeling die de weg niet weet of verdwaald is, op alle mogelijke manieren weer op weg helpen. Ze zien er zelfs geen been in om een stuk mee op te lopen, als de weg moeilijk te vinden is of als er veel zijwegen zijn. Het is een prijzenswaardige karaktertrek van de meeste Meierijenaars.

Van de andere kant moet ook worden gezegd dat de boeren die in de buurt van ’s-Hertogenbosch wonen veel minder beleefd en hulpvaardig zijn. Dat schijnt door twee dingen te komen: 1. ze zien zichzelf door de voortdurende omgang met stedelingen als onontbeerlijke wezens, waar men dus niet zonder kan en 2. ze nemen de gewoonten van de stedelingen enigszins over. Immers, in het algemeen kun je zeggen dat men op het platteland meer hulpvaardigheid vindt dan in de steden.

Geen opmerkingen: