Foto: Bert Kaufmann/Flickr |
Vierentwintigste brief, deel 1
Allerbeste vriend!
Hier is de laatste brief die je van me zult ontvangen vanuit deze stad. Ik zal daarom een deel van deze nacht, hoe graag ik anders ook vroeg naar bed ga, besteden aan het schrijven naar jou en ik zal me niet eerder te ruste leggen dan voordat ik deze brief heb afgemaakt. Morgen kan ik, zoals men zegt, rustig een gat in de dag slapen, omdat ik dan niets meer te doen heb. Overmorgen vertrek ik van hier.
Toen ik vanmorgen over een deel van de wal had gewandeld, begaf ik me naar de Sint-Janskerk om dat prachtige en trotse gebouw voor het laatst te bekijken. En terwijl ik dat deed, zei ik tegen mezelf: “trots gebouw! Prachtige muren! Zouden zij die u gesticht hebben, ooit gedacht hebben dat uiterlijke pracht meer van de godsdienst afleidt dan dat het mensen daartoe aanlokt? Kenden ze wel die gouden les om God in geest en waarheid te dienen? Ongelukkige tijd!, waarin men meer aandacht had voor het opsieren van grootste gebouwen ter ere van de heiligen, dan om de simpele godsdienst van Jezus zuiver te belijden en na te volgen. Gelukkig bestaat die tijd voor een groot deel van de christenen niet meer! Die dagen zijn voorbij! Oh, dat ze dan ook nooit meer mogen weerkeren, hoezeer men zich hier ook druk maakt!”
Daarop begaf ik mij naar mijn herberg, nuttigde mijn middagmaal en wandelde na het eten naar Vught. Het eerste wat ik hier deed, was dat ik nog eens met alle aandacht de ruïne van de kerktoren in deze plaats in ogenschouw nam. Ik bekeek hem van alle kanten en moest van harte Martinet* gelijk geven, die deze toren onder de mooiste van ons vaderland telt en er het volgende over zegt: “dat de toren van het dorp Vught bij ’s-Hertogenbosch, hoewel zonder spits, qua gave muren de meeste torens, zo niet alle overtreft.” Vervolgens dronk ik een kopje thee, terwijl ik vanuit mijn herberg een uitstekend zicht had over de steenweg naar Boxtel. Zover mijn ogen konden zien, zag ik op die weg een massa van gaande en komende rijtuigen, karren en wandelaars. Oh, wat een heerlijke aanblik!
*) Historie der Waereld, 8e deel, p. 509. Het Veréénigd Nederland, p. 509.
2 opmerkingen:
Beetje zure man, die Stephanus
Ach, en dan valt het hier nog best wel mee ;-)
En Hanewinckel heeft natuurlijk ook zo zijn eigen bagage waardoor hij op een eigenzinnige manier tegen bepaalde zaken aan kijkt.
Een reactie posten