Tweeëntwintigste brief, deel 2
Uit het volgende blijkt hoe onkundig zij in godsdienstig opzicht zijn. Toen de troepen van Hannover zich in 1794 enkele weken in de Meierij ophielden en iedere ochtend in het openbaar hun gemeenschappelijk gebed zeiden, ja zelfs iedere zondag onder de blote hemel hun eredienst hielden volgens een zeer loffelijk ritueel, plechtig en van diepe eerbied voor het Wezen aller Wezens vervuld, toen waren er vele roomsen die dan ook maar knielden en niet naar de mis gingen (het verzuimen van de mis op zondag is een zware zonde), omdat ze meenden dat de Hannovers de mis lazen, onkundig als ze waren van de Hoogduitse taal waardoor ze de liederen voor roomse kerkgezangen hielden.
In één woord: nergens vind je dommere mensen in de religie dan in de Meierij. Ik ken ook geen slechtere godsdienst dan de roomse, vooral in die landstreek. Ja! Als men nadenkt over de domheid, de dweepzucht, het bijgeloof en de vervolging, zoals ik je die naar waarheid tijdens mijn vorige en deze reis heb geschetst, dan mag men wel met een anonieme schrijver* zeggen: “inderdaad, als we zouden moeten kiezen tussen papisme of deïsme, dan zouden we zonder enige twijfel voor het laatste kiezen, als oneindig minder onterend voor God en minder nadelig voor de mensheid.” Wat een beschamende getuigenis voor de roomsen! Maar toch moeten we vragen: spreekt die man niet de zuivere waarheid???
De haat en de vervolgzucht van de roomsen vloeit vooral voort uit hun leer en de priesters wakkeren die nog eens heel sterk aan. Ik las ooit in de kleine Latijnse catechismus van de Jezuïet P. Canisius (en deze woorden vergeet ik nooit meer) het volgende antwoord op de vraag (ik geef je hier alleen mijn vertaling) wie van de kerk geheel verwijderd zijn?
Antwoord: allereerst de joden en alle ongelovigen, ook zij die van het geloof afvallig zijn; ten tweede de ketters enz. Hier doelt hij ongetwijfeld op de protestanten en aan het slot van datzelfde antwoord zegt hij: die allemaal van het lichaam van Christus, de kerk, zijn afgescheiden en vervreemd en daarom van het geestelijk leven en de zaligheid zijn beroofd en aan de duivel en de eeuwige dood zijn onderworpen, tenzij zij zich bekeren. Al dezen moeten door de katholiek gemeden worden. Maar vooral moeten de ketters en scheurmakers geschuwd en vervloekt worden, niet anders dan alsof zij de allergevaarlijkste pest (pestes exitiales) waren**.
*) Algemeene Vaderl. Letteroeffeningen voor 1794. Mengelwerk, p. 6.
**) Edit: Coloniensis 1760, p. 6.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten