Glimworm (bron: CUBRA) |
Negentiende brief, deel 5
Hier zie je dan, mijn geachte vriend, dat de Meierij vele soorten dieren telt, waarvan de beschrijving wel een flink boekdeel zou vullen. Op die manier zie je hier ook bewaarheid wat ik je meer dan ééns gezegd heb, namelijk dat een natuurkenner hier zeer veel zou kunnen aantreffen ter verbetering van de natuurlijke historie van ons vaderland. Laat dit genoeg zijn om je nieuwsgierigheid enigszins te bevredigen, want je ziet immers dat ik mijn tijd in de Meierij niet nutteloos of in ledigheid verbeuzeld heb, maar juist alles er aan gedaan heb om je, zo goed als ik kon en voorzover mij de tijd was vergund, met dit land te laten kennismaken.
In mijn volgende brief zal ik je iets zeggen over de producten van deze streek. Vaarwel! En denk zo nu en dan aan hem, die zich er op kan en mag beroemen dat hij onveranderlijk zal zijn je bestendige
Vriend.
Naschrift: men ziet in de Meierij ook veel land- en waterinsecten. Ik wil ze niet allemaal opsommen voor je, maar onder de eersten je nu alleen vertellen over de glimworm, omdat Martinet* denkt die hier in Gelderland voorkomt dat die nergens in ons vaderland voorkomt, behalve in Gelderland. Hij zegt immers “laat ik den glimworm noemen, die hier in Gelderland voorkomt, doch elders vruchtenloos gezocht zal worden”. Deze geleerde heeft ongelijk, want ik heb deze worm in groten getale in de Meierij aangetroffen.
Als een van de laatsten noem ik als een bijzonder en zeldzaam diertje dat je moet kennen, de haar- of snaarworm. Hij is nauwelijks zo dik als een paardenhaar, maar meer dan anderhalve voet lang. Hij is bruin van kleur, maar in de zon geeft hij een mooie weerschijn van allerlei kleuren. Met het ongewapende oog kan men geen verschil ontdekken tussen kop en staart. Want als hij stil in het water ligt, zou men hem voor een haartje kunnen aanzien. Hij is zeer snel in zijn bewegingen. Het is een wonder om de mooie knopen en strikken te begluren, waarin hij zich draait. Geen mensenhand zou dit zo precies, zo kunstig en zo door elkaar gevlochten kunnen doen.
De kokerworm is eveneens een zeer aardig beestje, aangezien het zijn huisje, waarmee het zich kan laten drijven of zinken, samengesteld heeft uit stukjes van biezen of andere waterplanten die het dan aan elkaar lijmt. Ik heb er een gezien waarvan het kokertje of huisje zo netjes was samengesteld, dat het leek alsof het door de meest vernuftige wiskundige was vervaardigd. Alle stukjes waren kleine strohalmpjes, allemaal even lang, allemaal even dik en allemaal op gelijke afstand van elkaar.
Ten slotte, om je niet een opsomming te geven van alle insecten, treft je hier twee soorten bloedzuigers aan, vooral in stilstaande, moerassige wateren. Dat zijn de zwarte en de bruingestreepte. De laatste houdt men voor zeer giftig, als ze niet gespeend zijn. Ze zwellen tenminste heel dik op, als zij iemand bijten. Ze zijn zeer taai van leven: men kan ze zoals bekend doormidden snijden, en dan blijven beide stukken niet alleen in leven, maar elk van beide delen groeit weer aan en wordt een nieuwe bloedzuiger. Ze krijgen levende jongen, die zich vasthechten aan de buik van de moeder en daar dus aan zuigen. Dat is minder bekend. Dit diertje, dat men als een barometer kan gebruiken en waarvan het nut in de geneeskunde overbekend is, was dus een nauwkeurige inspectie dubbel en dwars waard.
Ziezo! Dit mag gerust een post scriptum heten, want het is lang genoeg. Ik zal er dan ook niets meer aan toevoegen, anders zou het naschrift wellicht groter worden dan de brief zelf en dat kan toch niet de bedoeling zijn? Nee! Dat kan niet. Dus verder niets meer dan alleen: vaarwel!
*) Katechismus der natuur 3e deel, p. 113 van de 2e druk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten