De buxus, beter bekend als het 'palmboompje' (bron: Wikimedia Commons) |
Twintigste brief, deel 2
Verder vind je verschillende soorten heesters in het wild. De belangrijkste, die een reiziger het meest opvallen vanwege de bloeiwijze, zijn de vlier (sambucus vulgaries), waarvan het nut in de geneeskunde meer dan bekend is; de berberis [zuurbes] (spina adpendix); de gagel (myrtus brabantina sive myrica), die zeer lekker ruikt. Van de bessen daarvan kan men was maken; de wilde hazelnoot (corylus sylvestris), waarvan de vruchten zeer goed zijn, maar die een ook zeer harde dop hebben; het geitenblad (periclymenon); de jeneverbes (juniperus); de wilde roos (rosa canina); de haagdoorn (spina alba); de sleedoorn (prunus sylvestris); de alfrank [bitterzoet] (dulcamara); de lijsterbes (serbus); de wilde vlier (sambucus sylvestris); de brem (genista); de klimop (hedera) en zeer veel andere.
Een vermoeide reiziger kan hier ook vaak zijn dorst lessen en zijn vermoeide krachten herstellen met bramen (rubus vulgaris), frambozen (rubus idaeus) die men hier soms aantreft, alsook met rode en zwarte aalbessen en lekkere blauwe bessen, die hier in zandige streken en in bossen groeien en van schaduw houden. Ook zag ik hier en daar in het wild witte en rode aardbeitjes, die uitstekend van smaak waren.
Bij de meeste huizen der roomse Meierijenaars staat de buksboom (buxus). Ze noemen hem abusievelijk palm. Nadat deze op palmzondag gewijd is door de priester, wordt hij voor allerlei bijgelovige doeleinden gebruikt. Bijvoorbeeld: men steekt op iedere akker een klein takje van die zogenaamde gewijde palm in de grond, dan is het graan onfeilbaar beveiligd tegen hagel, onweer en alle ongeluk, ofschoon de ervaring vaak heeft geleerd dat de hagel, die meer dan eens vreselijke schade heeft aangericht in sommige dorpen van de Meierij, geen enkel ontzag heeft voor een klein gewijd takje van een buksboom. De duivel die naar het idee van de roomsen, donder en hagelslag opwekt, wordt iedere dag een dag ouder en dus ook wijzer en misschien of liever vast en zeker ook steeds driester. Hij heeft tenminste geen schrik meer voor het kruis of de gewijde palm. De meeste roomsen dragen ook een gewijd buxustakje op hun hoed als een soort beveiligingsmiddel.
In de Peeldorpen waar turf wordt gegraven, is zeer weinig hout voor handen, maar in andere dorpen, vooral dicht bij Den Bosch, heeft men juist zeer veel houtgewas en bossen. In het Kwartier van Maasland echter treft men geen dichte bossen aan. In de meeste dorpen verbrandt men plaggen die van de bovenlaag van de hei worden gestoken. Arme lieden gebruiken ook wel gedroogde koeienmest als brandstof. In meer dan en dorp zag ik dat men de drek met dat doel verzamelde.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten