Akte over een "ouden wolf en seven jonge wolven" in Geffen. Lees meer |
Negentiende brief, deel 1
Dierbare vriend!
Omdat ik nog tijd genoeg heb en jij een groot liefhebber bent van natuurlijke historie, moet ik niet vergeten je kennis te laten maken met de viervoetige dieren, de vogels en de vissen die in de Meierij voorkomen. Ik ga je echter niet een beschrijving geven van elk afzonderlijk, omdat je die bij Linnaeus, Buffon, Nozeman, Pasteur en ook deels bij Martinet en anderen kunt vinden.
Onder de viervoetige wilde dieren (met de huisdieren zal ik me niet bezighouden) tref je hier aan de volgende aan.
De wolf, al is deze tegenwoordig zeldzamer dan vroeger. Ofschoon het een verscheurend dier is, zal hij zelden of nooit een mens aanvallen. Men kent hiervan in ieder geval geen voorbeelden uit de Meierij. Of het moest zijn dat hij door zeer grote honger hiertoe gedwongen wordt, maar anders zal hij altijd eerder mensen ontvluchten.
Vossen. Als een bijzonderheid kan ik hier vermelden, dat men in het jaar 1798 in Vierlingsbeek, een dorp in het Land van Cuijk aan de grenzen van de Meierij gelegen, een zwarte vos heeft geschoten. Je treft hier ook de das aan. Maar het is een volkse vergissing, die hier in dit land gemeengoed is, dat er twee soorten van die dieren zouden zijn: de varkensdas, die een snuit als van een varken zou hebben en goed eetbaar zou zijn, en de hondsdas, die veel op een hond lijkt, maar niet eetbaar zou zijn.
Verder is hier de otter, die beschouwd wordt als half vlees, half vis, en daarom ook door de roomsen tijdens hun zogenaamde vastendagen gegeten wordt. Maar dat komt voort uit onkunde, omdat hij slechts van vissen leeft. Waarom eten ze op die dagen dan ook geen vogels, die van vis leven? Maar ja, er is niets zo dwaas of het wordt door de roomse kerk voor waar aangenomen.
Er zijn hier ook bunzingen, marters, egels, twee soorten hazen, konijnen, wezels van verschillende kleuren, namelijk witte, zwarte, grijze en bonte; land- en waterratten; verschillende soorten van muizen, waarvan er één zeldzaam, maar des te opmerkelijker is. Zij is klein, heeft korte voor- en lange achterpoten en loopt of liever springt het vaakst op de achterpoten, net als de Alpiene springrat; mollen, waaronder ook enkele witte gevonden worden. Ik heb er ook een gezien die op de rug zwart was, maar niet zo glanzend als de andere. De buik was oranje-geel en de staart zuiver wit; herten en wilde zwijnen zie je hier ook soms.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten