Huize Coudewater te Rosmalen (bron: Kasteelbeer/Wikimedia Commons) |
Zestiende brief, deel 2
In de vijftiende eeuw woonde hier een boer die eigenaar was van een hoeveelheid bijenkorven. Het gebeurde eens dat hij ’s nachts op stond en naar zijn bijenstal ging. Daar aangekomen hoorde hij uit een van die korven zo’n lieflijk en hemels gezang komen dat hij er verbaasd over stond (welnu, dat is geen wonder!). Maar er gebeurde nog meer. Omdat de boer nieuwsgierig was, keerde hij de korf om waaruit die wonderbaarlijke bijenmuziek klonk en hij zag... (hij keek als een snoek op zolder) boven in die korf een klein kerkje en twee kloostertjes, gemaakt van de allerwitste was, die door zingende bijen bewaakt werden. Nadat de boer alles vol verbazing had bekeken, loopt hij meteen naar heeroom en vertelt hem alles. De priester treft alles precies zo aan, als de boer hem gezegd had, nadat hij zich met een massa volk snel daarheen had begeven.
Dit wonder gaat als een lopend vuurtje rond. Iedereen ging er naar toe om te kijken. Binnen een cirkel van tien uur gaans bleef geen oud wijf bij haar spinnewiel. Uiteindelijk bereikt het gerucht Holland (men geloofde daar toen nog wat makkelijker in wonderen dan in onze dagen) en de oren van een rijke, adellijke weduwe, Milla van Kampen. Zij was door een goddelijke ingeving al vaker aangespoord een klooster te stichten. Ze trekt meteen naar Rosmalen, koopt het land van die boer, bouwde er het genoemde klooster op en liet het hoofd- of hoogaltaar precies neerzetten boven de plaats waar die wonderbare bijenkorf had gestaan. Was dat niet genoeglijk?
De roomsgezinden die hier in de buurt wonen, geloven dit vertelsel nog steeds zonder ook maar de geringste twijfel en bezoeken de plek vaak uit eerbied voor het heilige mirakel, dat daar gebeurd is. Hier heeft nog een ander vrouwenklooster gestaan, van de orde van de H. Augustinus. Het droeg de naam van Annaburg en werd in het begin van de zestiende eeuw gesticht.
Rosmalen is een zeer zandig dorp, dat echter in de winter, als de Maas een hoog peil bereikt, vaak onder water staat. Hierover heeft men in de Meierij het volgende gezegde:
“Rosmalen is een arm land,
’s winters in het water en ’s zomers in ’t zand.”
Reeds lang voor de stichting van Den Bosch zouden de Geldersen al hun paarden hierheen hebben gebracht om die op een bepaalde tijd aan de Brabanders te verkopen. Daarnaar zou dit dorp Rosmalen genoemd zijn, dat wil zeggen: een paardenmarkt. Want ros betekent paard en maal of malen zou een markt zijn, tenminste dat zegt men.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten