Plattegrond van Duizel en Steensel in de 'Atlas van Kuyper' (bron: RHCe, nr. 55278) |
Zesde brief, deel 2
Toen ik in Eersel was, bezocht ik ook het kleine dorpje Duizel. Behalve een steen- en pannenbakkerij is hier niets bijzonders. Ten oosten van Eersel ligt Steensel, ook al zo’n klein plaatsje, dat men gewoonlijk voor het exacte middelpunt van Kempenland houdt, maar of dat ook waar is, weet ik niet; ik heb het niet uitgemeten. De toren van Steensel is een zwaar gebouw, maar met een kleine spits. De bodem is daar, net als in het grootste deel van Kempenland, zeer zandig, dor en onvruchtbaar. De granen groeien er daarom niet hoog of weelderig en je vind er bijna geen onkruid op de akkers.
Men vertelde mij dat de rogge die in dit dorpje groeit, altijd één stuiver per vat (een bepaalde inhoudsmaat) meer waard is dan de rogge uit andere dorpen, omdat hij veel zuiverder is, zonder zaad van onkruid. Als het Meierijsche spreekwoord Wie niet mest, die mist érgens op waarheid berust, dan is het wel in Steensel, want als hier geen mest op het land zou worden gebracht, dan geloof ik niet dat er ook maar iets zou groeien, zo schraal en onvruchtbaar ziet de aarde er hier uit.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten