Vierde brief, deel 5
De onbekende: Maar zeker is dat de waarheid. Ik zal u iets vertellen waarvan ik zelf ooggetuige ben geweest. In een bepaald dorp was het bedevaart en ik moest toevallig op die dag door dat dorp heen om naar een andere plaats te gaan. Ik reed er naar toe en voordat ik bij de bedevaartplaats kwam, haalde ik een man in, die een stel krukken over zijn schouder droeg, terwijl hij zeer goed kon lopen. Ik hield hem in de gaten, reed wat zachter, en zag toen dat hij dichterbij het dorp komende zijn krukken onder zijn armen zette en zo moeizaam begon te lopen, dat men medelijden met hem zou krijgen.
Met opzet zweeg ik hierover in het dorp, reed verder en kwam de volgende dag weer terug. Toen werd mij verteld dat er de vorige dag een wonder was gebeurd: een man die ellendig kreupel liep en op krukken rondhobbelde, was plotseling door de priester genezen.
Ik antwoordde dat dit puur bedrog was en dat de man beslist moest zijn omgekocht, omdat ik dat en dat (hier vertelde ik alles) gezien had. Men werd boos op mij, noemde me een kwaadaardige leugenaar en schold mij uit voor een ongelovige ketter. Ik zweeg, want men wilde verder niets horen, en reed weg.
Ik: wat een goddeloos bedrog! Wat een slechtheid!!
De onbekende: Precies! Maar het is verwonderlijk dat de priesters die zulke streken uithalen desondanks voor bijzonder heilig worden gehouden, ofschoon iedereen die de zaak nauwkeurig zou onderzoeken, vrij makkelijk het bedrog zou ontdekken. Er heerst nu eenmaal een dwaze waangedachte onder het domme volk en die is dat een priester niet kan en niet zal bedriegen.
Iedere priester is naar het idee van de meesten een heilige, al zijn er vele priesters (ook al zijn er ook braven onder hen) die fanatieke liefhebbers zijn van kaarten, van Bacchus en van Venus. Dat is de reden dat zo’n onderzoek nooit wordt ingesteld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten