Hoge Maasdijk nabij Heusden (foto Jan van der Straaten) |
Eerste brief, deel 2
Intussen ergerde me dat ontzettend, want ik zie niet graag dat iemand, wie hij of zij ook is, oneerbiedig te werk gaat bij het bidden. Dat vind ik nog erger dan een publieke bespotting van het weldadige Opperwezen. Omdat die dronken, biddende begijn of non mij zo irriteerde en de rest van het gezelschap mij evenmin aanstond, liet ik me in Gorinchem afzetten en ging ik met een bootje naar Sleeuwijk. Vandaar wandelde ik langs Woudrichem over de Maasdijk naar Heusden, waar ik mij nu bevind. Ik ga je over deze stad niets vertellen. Met geen woord zal ik erover reppen, want hij behoort niet tot de Meierij. Daarom ga ik aan alles wat Heusden betreft stilzwijgend voorbij.
Ik moet je alleen dit nog zeggen, dat ik vandaag tijdens mijn wandeling nog hier en daar de akelige resten zag van de vreselijke watersnood van de afgelopen winter. Waarlijk een treurige aanblik voor iedere sterveling die het geluk van zijn soortgenoten ter harte gaat!
Deze nacht zal ik hier doorbrengen en morgenvroeg ga ik dan verder, vermoedelijk naar Waalwijk. Ik heb deze enkele woorden vanmiddag nog geschreven, omdat de post morgen van hier vertrekt. Dan heb je tenminste snel genoeg bericht van mij en weet je dat ik al aan de wandel ben. Je bent er nu dus ook van op de hoogte dat je van tijd tot tijd brieven van mij kunt verwachten.
Leef wel, gelukkig en tevreden! Denk af en toe aan jouw wandelende vriend, en wees ervan verzekerd dat onze vriendschapsband des te sterker zal worden aangehaald, naarmate ik me verder van je verwijder. Juist daarom mag ik met alle recht en reden ondertekenen met, en mij noemen, jouw getrouwe
Vriend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten