Hoofdstraat in Kaatsheuvel in 1917 (foto: collectie RAT, nr. 56481) |
Tweede brief, deel 3
Toch wordt de leugen, dat Calvijn te Noyon in Frankrijk gebrandmerkt zou zijn, het gewone volk nog steeds in handen gestopt, en ook nog eens door alle roomsen in de Meierij geloofd. Bij toeval kreeg ik hier het Leven van Tijl Uilenspiegel in handen. Ik bladerde er doorheen en vond er tussen nog veel meer leugens, waar een roomse overigens evenveel geloof aan hecht als aan het evangelie, het volgende: Uilenspiegel kwam eens bij de paus. Deze vroeg hem of hij de lijken van Luther en Calvijn wel uit elkaar zou kunnen houden, mochten die twee ooit opgegraven worden. Hij gaf ten antwoord dat hij Calvijn goed zou herkennen aan het brandmerk op zijn rug.
Wat vind je van zo’n schaamteloze leugen, die men het domme volk als zuivere waarheid op de mouw spelt? Onder de roomsen in de Meierij is ook een spreekwoord gangbaar dat ik de kinderen langs de straat wel eens heb horen schreeuwen:
Jan Calvijn is in de hel;
Dat weten alle geuzen wel.
Ik ging vervolgens via Kaatsheuvel, een gehucht dat eigenlijk onder Loon op Zand hoort, naar dit laatstgenoemde dorp. Op de Kaatsheuvel wonen veel zwavelkramers, die overal heen zwerven met een mand vol zwavelstokken op hun rug voor de verkoop. Het is een miserabele handel, maar toch verdienen ze er de kost mee, want als ze iets verkopen, bedelen ze altijd om nog wat eten op de koop toe en dat wordt hun zelden geweigerd.
Als je ergens een zwavelkramer tegenkomt, en je vraagt hem of hij soms op de Kaatsheuvel woont, dan zegt hij altijd: “Nee! Maar in Loon op Zand.” Wat hiervoor de reden is, weet ik niet, of het moest zijn dat ze zich schamen, aangezien de inwoners van dit gehucht bij de Meierijenaars niet de naam hebben de allerbesten of allereerlijksten te zijn. Maar ik kan u verzekeren, dat zij even goed zijn als wie dan ook in de Meierij. Mij is er tenminste niets overkomen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten