dinsdag 21 augustus 2012

Over vriendschap rond 1800

Als Hanewinckel aan het begin van de negentiende brief bang is dat hij in Tilburg zal sterven, is dat niet uit angst voor de dood, maar omdat het hem hard valt, zoals hij zegt, “niet de laatste afscheidsgroet op uw lippen te kunnen drukken.” Al eerder, in brief zeventien, eindigt hij met de aankondiging dat zijn vriend nu snel “een kus van de heiligste vriendschap” zal ontvangen, omdat hij al op de terugweg is.

Romantiek
Hedendaagse associaties met homoseksualiteit liggen voor de hand, maar dat zou de 18-eeuwse werkelijkheid geen recht doen. Nee, dit soort bewoordingen passen helemaal in de tijd van de "romantische vriendschap", dat wil zeggen vriendschap in het tijdperk van de Romantiek.

Nicolaas Beets, Bernardus Gewin, Johannes Petrus Hasebroek en Johannes Kneppelhout zijn voorbeelden hiervan in ons land. Zij studeerden in de jaren dertig van de negentiende eeuw in Leiden en vormden een hechte literair-vriendschappelijke kring, waarin ze op een gevoelige manier met elkaar omgingen: zachtheid, vrouwelijkheid en intimiteit waren aanvaardbare bestanddelen van die omgang.

Brieven
Dat romantische vriendschapsideaal kwam vooral uit Duitsland en putte uit twee tradities, die van het piëtisme (nadruk op het individuele gevoel) en die van de Verlichting (belangstelling voor de wereld). Gevoelens van liefde, die voorheen vooral op God waren gericht, worden in toenemende mate ook geprojecteerd op de medemens. Vriendschap krijgt zo bijna zelf een religieuze wijding. Dat verheven karakter van vriendschap spreekt vooral uit de vele brieven die de “gevoeligen” elkaar stuurden. Het onderhouden van correspondentie stond in deze kringen eind achttiende, begin negentiende eeuw in hoog aanzien.

Het “Gouden Tijdperk van de Vriendschap” valt dan ook samen met het “Gouden Tijdperk van de Brief”. Voor de tijdgenoten is de correspondentie met vrienden en bekenden veel meer dan een simpele vorm van communicatie. De brief is een afdruk van de ziel, men schrijft elkaar ‘hartsbrieven’ of ‘zielsbrieven’. Goede vrienden verzuimen dan ook geen postdag om elkaar paginalange epistels te sturen.

De toon van deze brieven wordt mede bepaald door uitroeptekens, gedachtenstreepjes en elliptische zinnen. Die moeten de lezer de diep gevoelde emoties suggereren die de verre vriend bij het schrijven bevingen. De moderne, psychologische roman begint dan ook als briefroman (La nouvelle Heloïse (1761) van Rousseau, bijvoorbeeld).

Ook in dit opzicht blijkt Hanewinckel dus een echt kind van zijn tijd.

Geen opmerkingen: