Twintigste brief, deel 3
Dat zijn dus de drie voornaamste eisen. Daardoor komt het dat men in het begin gekozen heeft voor schoenmakers, koekenbakkers, zadelmakers, boeren, priesters en artsen. De eersten hiervan hadden geen idee wat besturen was en de laatste twee categorieën bezaten, behalve talrijke bijgelovigheden en bitterheid, niet de minste vaardigheid behalve om de mis te lezen en wat te kwakzalveren.
Bovendien komt bij de verkiezingen veel goochelarij te pas, want vele, zo niet de meeste meierijenaars kunnen niet lezen of schrijven. Iemand anders, die wel schrijven kan, schrijft dus de meeste stembriefjes en zet er de naam op van wie hij maar wil. Als men zo iemand, een die kan schrijven, op zijn hand heeft, dan heeft men veel gewonnen! Meer nog, men is altijd zeker dat men gekozen zal worden. Men weet ook bijna altijd al van te voren wie volksvertegenwoordiger zal worden.
4. “Is men in de Meierij tevreden?”
Nee! Volgens de gedachten van velen is het allemaal verkeerd uitgepakt. Zie hier wat men zich had voorgesteld: men zou geen of weinig belasting gaan betalen. Men zou de Grote Kerken (dit is een belangrijk punt) in eigendom krijgen zonder er iets voor te geven. Men zou de geuzen kwijtraken: er zou er geen één meer in de Meierij mogen overblijven. Men zou alle geuzenambtenaren afzetten en er eerlijke katholieken voor in de plaats aanstellen. Men zou de roomse religie in al zijn facetten mogen uitoefenen, want een land dat door ketters (geuzen) bewoond wordt, kan nooit gelukkig zijn. Maar alles is dus anders uitgevallen dan de valse voorstelling die men zich had gevormd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten