Twintigste brief, deel 6
Rooms zijn gaat boven alles. Iemand mag de deugd in persoon zijn en de wijsheid van Salomon bezitten, als hij een protestant is, is hij in de ogen van de roomsen toch een te verafschuwen persoon. Ik weet dat men bij gelegenheid van de verkiezing van volksvertegenwoordigers tegen een hervormde zei: “het is jammer dat u niet katholiek bent, dan zou u zeker gekozen worden en zou u alles kunnen krijgen. Maar aangezien u geus bent, gaat dat niet!”
Hoe kan men daar dan ooit goede bestuurders krijgen? Want het is zo zeker als tweemaal twee vier is, dat er in de hele Meierij, met uitzondering van Den Bosch, geen enkele roomse ooit is geweest of nu is, die in staat is om zelfs maar een dorp te besturen, laat staan als vertegenwoordiger van een heel volk op te treden.
Ik heb zelf in de Meierij horen zeggen: “een volksvertegenwoordiger hoeft geen verstand te bezitten, als hij maar deugt.” Dat wil zeggen: als hij maar door en door rooms is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten