Zeventiende brief, deel 7
Ik heb u alles naar waarheid gerapporteerd, zo onpartijdig als mij mogelijk was. Toch zul je in mijn brieven zaken gevonden hebben, die iedere andere lezer als scherp en partijdig zouden toeschijnen, maar jij kent mijn hart. Je weet hoezeer dat gruwt van alle partijzucht, maar je weet ook dat ik als vriend van de waarheid geen slechte zaken voor je verborgen kon of wilde houden.
Hoe graag zou ik je niet een positieve indruk gegeven hebben van de meierijenaars, maar de waarheid verhinderde mij dat. Betreur dan met mij de ongelukkige inwoners en vooral de hervormden onder hen, dit is alles wat wij er nu aan kunnen doen. Als wij elkaar spreken, zal ik je over een en ander nog meer vertellen, als de tijd en mijn bezigheden die alweer op mij wachten, dat tenminste toelaten. Anders zal ik je schrijven in de lege ogenblikken die mij nog overblijven.
Binnen een dag of vier hoop ik jr te zien. Overmorgen wandel ik van hier via Udenhout en Helvoirt naar De Bosch, om mij dan de volgende dag in te schepen. Als de wind gunstig is, ben ik snel bij je. O! Hoe verlang ik al naar het moment, waarop ik jou, mijn vriend, aan mijn hart kan drukken. Ik tel de uren al af die mij na zo’n lange afwezigheid weer bij jou zullen brengen.
Als u deze brief ontvangt, hoop ik niet ver meer van je vandaan te zijn. Hij zal je verzekeren dat je binnenkort een kus van de heiligste vriendschap zult ontvangen van je onveranderlijke en getrouwe
Vriend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten