Ingang van het kerkhof aan de Bredaseweg in Tilburg, 1892 Bron: Stichting tot Behoud van Tilburgs Cultuurgoed |
Zeventiende brief, deel 4
Vaak heb ik in mijzelf moeten lachen als ik zag dat ze nooit een stuk van een nieuw brood afsneden zonder er met het mes een kruis op te maken, waarschijnlijk om het brood te zegenen. Alles moet bekruist en gezegend worden, anders is het niet goed. Het bijgeloof is in dit opzicht onbeschrijflijk groot.
Het bijgeloof en de angst voor spoken, heksen, weerwolven, tovenarijen en dergelijke is ongelooflijk sterk in de Meierij. Er is geen dorp of er vertoont zich wel, volgens de inwoners dan, een of ander spook, dat men over het algemeen een grouwel noemt. Maar het bijgeloof van de roomsen is vooral onuitsprekelijk groot met betrekking tot het kerkhof.
Zij zullen nooit ’s avonds over het kerkhof gaan, tenzij dat absoluut noodzakelijk is. En dan nog bekruisen ze zich van te voren. Want hier is het dat de geesten en spoken, vooral ’s nachts om twaalf uur, zich vrijelijk verzamelen. Wat men hier ook tegenin brengt, niets kan hen van dit dwaze idee afbrengen.
Als men denkt dat een zieke zal gaan sterven, roept men alle buren bijeen om voor de zieltogende lijder een rozenkrans te bidden, dat is enkele Onzevaders en Weesgegroetjes. Is dit gedaan, dan gaat ieder weer naar huis. Tijdens het sterven geeft men de zieke een gewijde, brandende kaars in de hand: dit bevordert een zachte dood. Zodra hij gestorven is, sluit men de vensters, zet een brandende lamp bij het lijk en waakt er ’s nachts bij. Ook bidt men dan voor de zielerust van de overledene.
Zodra hij is gestorven, luidt men ook meteen de klok voor de dode. Dit verdrijft de duivel en degenen die het horen, kunnen dan voor de ziel van de overledene bidden. Bij de begrafenis legt men de lijken altijd in oost-westelijke richting in het graf. Als dit eenmaal gebeurd is, gaat de hele lijkstoet een paar keer al biddende rond het graf en als men dan vertrekt, maakt men er een lichte buiging voor.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten