Zeventiende brief, deel 3
Bijna elke roomse man of vrouw behoort tot een soort genootschap dat is toegewijd aan een of andere heilige. Men is hierdoor verplicht om eens per jaar op een bepaalde dag een uur lang te bidden voor die heilige, liefst in de kerk als dat kan. Uur en dag staan vast en moeten ook stipt worden nageleefd, zoals ik heb gezien op een gedrukt blaadje papier. Hierop is alles wat men moet doen en alle profijt dat daaruit voortvloeit, vastgelegd. Op zo’n blaadje wordt de naam van de persoon ingevuld en het wordt als teken van echtheid door de priester ondertekend.
Dit is iets wat bijna niemand van de hervormden weet die over de roomse religie hebben geschreven. Ik heb het tenminste nog bij geen enkele schrijver aangetroffen. Van Emdre, die nog onlangs over de geloofsrichtingen in ons vaderland heeft geschreven, wist er ook niets van, anders had hij het zeker wel genoemd.
Op de muren van de meeste huizen ziet men grote, witte kruisen staan, met kalk gewit. Ook ziet men wel kleine houten kruisen bovenop de daken staan. Dat is ter bescherming van de huizen tegen de duivel en alle kwaad. Ieder vrouwspersoon draagt een gouden of zilveren kruisje om de nek. Deels dient het als sieraad, maar deels ook als bescherming tegen tovenarij, bezweringen etc. Dat komt dus helemaal overeen met de praebia van de oude Romeinen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten