Zestiende brief, deel 1
Ik ben, na een paar dagen rondgewandeld te hebben, weer hier in Tilburg aangekomen. Zodra ik mijn herberg binnenkwam, vroeg ik of er een brief voor mij was. De waard gaf me meteen je laatste. Ik was heel blij met de verzekering dat het goed met je ging, en ook met je lieve echtgenote en kinderen. Ik las er ook uit, dat... Maar voor ik jouw brief ga beantwoorden, wil ik je eerst vertellen over mijn verdere reis (al heeft die niets interessants opgeleverd).
Vanuit Tilburg ging ik via Goirle, dat hier gewoonlijk Gool wordt genoemd, naar Hilvarenbeek. Dit dorp is dicht bebouwd en helemaal niet onaardig: de huizen liggen rondom een groot, vierkant plein. Het dorp pronkt met een mooie kerk en een even mooie toren die een klokkenspel heeft. Dit viel me in het bijzonder op, omdat ik mij niet kan herinneren ergens anders een dorp gezien te hebben met een carillon.
In Hilvarenbeek werd de geleerde J. Gropius geboren. Waarschijnlijk ontleent dit dorp zijn naam aan een lustig beekje of riviertje dat erlangs stroomt en dat de Hilver of Hulver genoemd wordt. Van hier wandelde ik over Lage Mierde naar het mooie dorp Bladel, niet ver van de Brabantse grens. Dit dorp zou volgens Martinet het aloude Bladelle zijn dat keizer Karel de Eenvoudige in de tiende eeuw aan Dirk, graaf van Holland, heeft geschonken.
In de Rijmkroniek van Melis Stoke leest men dit:
Ghegeven in ons Heren iaer
Achte hondert en daer naer
Driwerf twintich ende drie mede,
Tote Bladele tere stede,
dat een dorp is ende so heet,
neghen daghe, als ment weet,
voor midde somer sinte Jans dach,
als sine ghebeernesse lach.
De kundige Huydecoper echter wil hier niet het dorp Bladel in de Meierij in zien, maar een zeker Bladoli villa in het land van Beauvais. Mijn vriend, sla zijn aantekeningen op het eerste boek van Stoke er maar eens op na om te zien wie gelijk heeft, want ik zal die kwestie niet kunnen beslissen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten