De Aa met daarlangs het Kerkhofs of Friedesen bosje (collectie BHIC, nr. BCE2379) |
Veertiende brief, deel 1
Hooggewaardeerde S.....!
Nauwelijks had de zon gisterochtend de oostelijke horizon verlaten, of ik zei vaarwel tegen Gemert. De weg die ik geheel in mijn eentje, terwijl zich allerlei gedachten bij vormden, bewandelde, was eenzaam. Ik kwam geen levend schepsel tegen. De weg verveelde me stierlijk, temeer omdat ik niet wist waar ik terecht zou komen. Ik had immers geen plan gemaakt om naar deze of gene plaats te gaan.
Na twee uur gewandeld te hebben, kwam ik tenslotte in Erp. Hier nuttigde ik mijn ochtendontbijt en werd er niets wijzer, behalve dat de roomsen ook hier de Grote Kerk (zo noemt men overal in de Meierij de kerk van de hervormden) in bezit wilden krijgen. Dit dorp leek me niet belangrijk genoeg om er lang te verblijven, dus stapte ik na het ontbijt kalmpjes voort richting Veghel.
Veghel beviel me, want het is een uitstekend, groot en mooi dorp. Een paar jaar geleden is er een straatweg aangelegd met lantaarns, zodat het eerder een plaats van aanzien dan een dorp lijkt. Het mag bogen op een mooie kerk en een fraaie toren, die nog nieuw is, aangezien de vorige na een blikseminslag is afgebrand. Ook is er een mooi raadhuis.
De rivier de Aa stroomt zeer lieflijk langs dit dorp, en de wandelwegen die ik, in de korte tijd die ik had, kon bekijken, bevielen me bijzonder goed.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten