Elfde brief, deel 1
Allerbeste vriend!
Het is al een hele tijd geleden dat je mijn laatste brief hebt gekregen, dus je begrijpt wel dat ik niet meer in Helmond ben. Waar ik dan wel ben, is nog een raadsel voor je, maar ik ben op dit moment in Gemert. Ik heb verschillende dorpen bezocht, maar ik ga je daar geen beschrijving van geven, omdat dat niet veel leuks voor je zou opleveren. Ik zal alleen je aandacht vragen voor zaken waarvan ik denk dat ze die ook echt waard zijn.
Ik heb Gemert uitgekozen om er een paar dagen te blijven. Ik voel me hier veel geruster, veel veiliger dan midden in de Meierij, aangezien de Fransen, die op dit moment deze plaats bezetten, iedere neiging tot fanatieke vervolging in toom houden. Ik heb van alles wat mij sinds mijn laatste brief is overkomen korte notities gemaakt, dus ik heb me voorgenomen je alles in deze en volgende brieven te vertellen. En als het mij hier gaat vervelen, wandel ik weer verder.
De avond voor mijn vertrek ging ik nog een keer om een pintje naar het stadhuis van Helmond, maar ik maakte er niets mee waar ik je attent op zou moeten maken. Ik verveelde me al snel bij een onbeduidend gezelschap, dat niets anders deed dan zouteloze gesprekken voeren, roken, drinken en kaartspelen, en ik ging er al gauw vandoor. Toevallig raakte ik diezelfde avond nog in het gezelschap van een roomse burgeres, juffrouw of mevrouw (weet ik veel wie ze was). Ze liet haar afkeurenswaardige vervolgzucht heel duidelijk blijken toen ze zei: “dat men de geuzen zou moeten dwingen om katholiek te worden.” “Nee,” zei een ander, “dat hoeft niet, want ze moeten op den duur vanzelf wel bij ons in de Kerk komen.”
De eerste spreekster nam de draad weer op: “Dat is zo! Ze raken nu al hun kerkgebouwen kwijt, hun verdomde predikanten krijgen na anderhalf jaar geen tractement meer, en dan gaan alle geuzen vast en zeker weg. Dat zal dan plezierig zijn, om niet meer onder dat vee gebukt te moeten gaan!”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten