Twaalfde brief, deel 1
Beminde vriend!
Ik heb je in mijn vorige brief laten kennismaken met de bijzonderheden van Deurne, en nu moet ik je ook iets zeggen over de bewoners van dit dorp. Dat hoort immers zo? Dom bijgeloof en wrokkige onverdraagzaamheid heersen hier heel erg. Niemand is meer verbitterd over de hervormden dan de plaatselijke priester, een domme, bijgelovige en lompe kerel. Vanwege zijn bittere haat is hij in de hele Meierij berucht. Ja, hij wordt zelfs veracht door sommigen van zijn ambtgenoten in de andere dorpen die met meer verdraagzaamheid optreden dan hij.
Deze priester wil absoluut in het bezit komen van de kerk der hervormden, ofschoon de roomse kerk een jaar of zes, zeven geleden geheel en heel mooi vernieuwd is. Zijn parochianen heeft hij helemaal aan zijn kant, omdat hij er niet tegenop gezien heeft om voor hen het tijdstip te bepalen waarop ze “in gloria” de eerste plechtige eucharistie in de grote kerk zullen vieren en hij een plechtig Te deum zal laten zingen. Maar tot nog toe is het die stomme, bijgelovige kerkebaas niet gelukt en heeft hij zijn doel nog steeds niet bereikt, al maakt hij geweldig veel lawaai en vloekt en tiert hij vreselijk (ik heb hem dat zelf horen doen).
Intussen heeft hij wel al allerlei ornamenten, zoals een preekstoel, altaren, biechtstoelen en andere kostbaarheden van de uitgestorven kloosters in Brabant laten aanschaffen en die spullen tegen de zin in de hervormde kerk laten opslaan. Hij doet alles gewoon zoals het hem goeddunkt. Wat vind je daar toch van, mijn beste S...! Hij heeft ook een steen gekocht die de apostel Petrus als oorkussen gebruikt zou hebben. Die steen, zo verzeker ik je, heeft wat moeten kosten!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten