Je ziet het in de jaren 1629-1650, als katholieken en protestanten elkaar het gebruik van de kerkgebouwen betwisten, en opnieuw tussen 1710-1735, als de katholieke toekomstverwachting, namelijk herstel van de oude orde, opnieuw voor veel onrust zorgt. Tenslotte worden opnieuw her en der faecale acties ondernomen in de jaren 1795-1800, als de strijd om de teruggave van de kerkgebouwen aan de katholieken hevig woedt.
Hoe paradoxaal dat misschien ook klinkt, volgens Rooijakkers is het gebruik van menselijke drollen een vorm van reinigingsritueel. Dat zit zo:
Gereformeerden hoorden in de optiek van de inheemse katholieke bevolking niet thuis in de gewijde ruimten. Ze vormden een ongewenst element in de Meierijse kerken en maakten inbreuk op de integriteit van het oord, dat hierdoor werd besmet en bezoedeld. (...) Het misplaatste, ‘vuile’ karakter van de gereformeerde aanwezigheid in de oude katholieke heiligdommen kon op effectieve wijze worden onderstreept door in woord en gedrag de protestantse godsdienst te bezoedelen.
Door middel van deze rituele bevuiling werd getracht de symbolische besmetting van de heilige plaatsen voor eenieder duidelijk te maken.
Het was dus als het ware een 'homeopathisch ritueel', dat kakken in de kerk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten