donderdag 30 juni 2011

Eindhovense pronkzucht


Zevende brief, deel 6

Ik ben van plan morgen Eindhoven te verlaten, maar waar ik naar toe zal gaan weet ik nog niet. Ik weet alleen dat ik u bij de eerste gelegenheid zal schrijven, zodra ik op een plaats gekomen ben, waar ik denk een paar dagen te blijven. Maakt u dus over mij niet ongerust, al krijgt u niet direct een brief van mij. Voordat ik echter deze brief afsluit, moet ik u nog iets over het karakter van de Eindhovenaren melden.

In Eindhoven heerst grote pronkzucht. Bijna iedereen kleedt zich ver boven zijn stand, weinigen uitgezonderd. Daardoor maakt een vreemdeling zich hier vaak belachelijk, door een knecht of een ambachtsgezel die hij op een zon- of heiligendag ontmoet, beleefd te groeten (al zie ik niet in hoe men zich belachelijk kan maken door iemand, zelfs al is het een bedelaar, een goedendag toe te wensen; hier voelt men dat echter wel zo).

Kundige mensen vindt men hier niet. Over het algemeen is men hier bemoeizuchtig en babbelziek. Onder de roomsgezinden (er zijn hier een paar hervormden en enkele joden) treft men wel mensen aan die spotten met hun religie, maar tegelijk zijn ze zo bijgelovig dat ze iedere morgen net zo trouw naar de mis gaan als alle anderen. In gezelschap worden er heel wat woorden vuil gemaakt, maar daarmee heeft men er ook alles van gezegd. Kortom: in kleding, taal, godsdienst, bijgeloof, onkunde, praatzucht en zo voort zijn ze de perfecte Brabanders, en met dit ene woord heb ik u eigenlijk alles gezegd.

Ziedaar mijn vriend, een beknopte, maar niet heel erg positieve schets van de Eindhovense inwoners. Ik wou dat ik u een gunstiger beschrijving van hen had kunnen geven, want ik schrijf niet graag iets ten nadele van anderen. Maar ik moet nu eenmaal de waarheid getrouw blijven en dan kan ik u het algemene beeld van die mensen niet anders uittekenen. Ik blijf nog steeds uw beste vriend, en zo voort.

2 opmerkingen:

Luud de Brouwer zei

Tja, meneer Hanewinckel. Ik lees uw brieven meestal met kromme tenen, maar kan ik me beheersen. Dit keer moet ik toch echt een reactie plaatsen.
De zinsnede "want ik schrijf niet graag iets ten nadele van anderen." is een pertinente onwaarheid. Ik hoop dat u een keer in de gelegenheid bent uw pennevruchten terug te lezen en dat met enige afstand. Dan zult u zien waarom ik die zinsnede niet zonder opmerking kon laten passeren.

Stephanus Hanewinckel zei

Beste meneer Duul,

U bent een moedig man dat u - ondanks uw kromme tenen - mijn brieven verder wil lezen. Dank daarvoor.

Wellicht is zelfreflectie niet mijn sterkste punt, maar dat zal over pakweg 250 jaar wel duidelijk worden. Ondertussen schets ik - naar eer en geweten - Brabant zoals ik het ervaar.

(Ondertussen houd ik uw wijze raad mijn pennevruchten nog eens terug te lezen in het achterhoofd. Of dat tot andere inzichten leidt, zal de tijd uitwijzen).

Ik hoop u aan mijn zijde te hebben bij het vervolgen van mijn tocht.